Een slechte slaaphygiëne zou het risico op ziekte van Alzheimer meer verhogen bij mannen dan bij vrouwen

De laatste tien jaar is het duidelijk geworden dat afwijkingen van de circadiaanse ritmes en een ontregeling van de slaap-waakcyclus belangrijke risicofactoren zijn voor de ziekte van Alzheimer en dat vanaf de preklinische stadia. Bij asymptomatische ouderen correleerden afwijkingen van het schema van activiteit en rust over 24 uur (een indirecte graadmeter van de circadiaanse organisatie van de slaap-waakcyclus) en een slechte slaapkwaliteit met een hogere hoeveelheid bèta-amyloïde (Aβ) en tauproteïne en ook uitgebreide veranderingen van de grijze en de witte stof. Een versnippering en instabiliteit van dat ritme correleerden met slechtere cognitieve prestaties en klinische progressie van de ziekte van Alzheimer bij oudere volwassenen die bij inclusie in de studie niet dement waren.

Volgens verschillende studies speelt ook het geslacht mee bij slaapproblemen en de individuele gevoeligheid voor de processen die samenhangen met de ziekte van Alzheimer, maar de precieze verschillen zijn nog niet becijferd.

De vorsers hebben gedurende 10 dagen bij 92 volwassenen (van wie 47 vrouwen) van gemiddeld 59,85 jaar (spreiding 30-85 jaar) met normale cognitieve functies actigrafische metingen verricht en bloedstalen afgenomen. Uit de actigrafische gegevens hebben ze standaard niet-parametrische indices van versnippering van het rust-activiteitritme gedurende 24 uur (variabiliteit in de loop van de dag) en de stabiliteit van het ritme (stabiliteit over verschillende dagen) afgeleid. Voorts hebben ze de plasmaconcentraties van NfL, GFAP, Aβ42/40, tau (totaal), p-tau181 en p-tau231 gemeten.

Een hogere variabiliteit in de loop van de dag correleerde met hoge plasmaconcentraties van NfL (t[85] = 4,26; p < 0,0001), GFAP (t[85] = 2,49; p = 0,01) en een lagere Aβ42/40-verhouding. Op dezelfde manier correleerde een lagere stabiliteit over verschillende dagen met hoge concentraties van NfL (t[85] = ‑2,24: p = 0,03), maar niet met de plasmaconcentraties van de andere biomarkers.

In interactiemodellen is vastgesteld dat de mannelijke deelnemers verantwoordelijk waren voor de correlatie tussen de variabiliteit in de loop van de dag en de plasmaconcentratie van NfL (t[84] = 4,05; p < 0,001) en GFAP (t[84] = 3,60; p < 0,001). De mannelijke deelnemers bleken ook vatbaarder in modellen die interacties testten met p-tau181 (variabiliteit in de loop van de dag: t[76] = 3,71; p < 0,001; stabiliteit over verschillende dagen: t[76] = -3,30; p = 0,001) en p-tau231 (variabiliteit in de loop van de dag: t[82] = 3,28; p = 0,002).

Bij sensitiviteitsanalyses waarbij rekening werd gehouden met mogelijke vertekenende factoren zoals het apoE-genotype, depressie en door de patiënten zelf gerapporteerde symptomen van slaapapneu, veranderden de waargenomen correlaties niet.

Dat alles wijst er dus sterk op dat de correlatie tussen afwijkingen van de circadiaanse rust-activiteitschema’s en de pathofysiologische processen van de ziekte van Alzheimer misschien sterker is bij mannen met intacte cognitieve functies. Dat brengt ons weer een stapje dichter bij precisiegeneeskunde voor de ziekte van Alzheimer en dat heeft ook klinische gevolgen: een betere detectie in een vroeger stadium en opsporing van risicopersonen die in aanmerking komen voor preventieve maatregelen. Een eerste maatregel is allicht iedereen te wijzen op het belang van een goede slaaphygiëne.

  • Van Egroo M, Beckers E, Ashton NJ, Blennow K, Zetterberg H, Jacobs HIL. Sex differences in the relationships between 24-h rest-activity patterns and plasma markers of Alzheimer’s disease pathology. Alzheimers Res Ther 2024;16(1):277.

U wil op dit artikel reageren ?

Toegang tot alle functionaliteiten is gereserveerd voor professionele zorgverleners.

Indien u een professionele zorgverlener bent, dient u zich aan te melden of u gratis te registreren om volledige toegang te krijgen tot deze inhoud.
Bent u journalist of wenst u ons te informeren, schrijf ons dan op redactie@rmnet.be.