Nostalgie, opgevat als ‘aangename droefheid’, en vaak ten onrechte in één adem genoemd met melancholie, lijkt diverse positieve functies voor het individu te bezitten. Misschien kan het nuttig zijn nostalgie op te roepen in een psychotherapie.
Inleiding
In de Odyssee weigert Odysseus te trouwen met de nimf Calypso die hem uit liefde gevangen houdt op het mythische eiland Ogygia omdat hij zijn echtgenote en zijn eiland Ithaka te veel mist. Homerus onderstreept daarmee de grote invloed van nostalgie. Maar de poëtische visie die het begrip omringt, wordt enkele eeuwen later van tafel geveegd als de eerste medische beschrijvingen er, in een poging om nostalgie beter te begrijpen, een uitgesproken negatieve connotatie aan verbinden. “Zo dacht Hippocrates dat nostalgie werd veroorzaakt door te veel gal in het bloed”, vertelt Hedwige Dehon, onderzoekster verbonden aan de afdeling Klinische gedrags- en cognitieve psychologie en aan de afdeling Onderzoek in de psychologie en de cognitieve neurowetenschappen (PsyNCog) van de Université de Liège.
De term ‘nostalgie’ duikt voor het eerst op in 1688, in het eindwerk van Johannes Hofer, een student geneeskunde uit Mulhouse. Hij verwees naar ‘heimwee’, meer bepaald naar symptomen zoals gebrek aan motivatie, apathie, wanhoop en zelfs zelfmoordneigingen, die voorkwamen bij Zwitserse huurlingen die in Frankrijk en Italië gingen vechten. Maar eigenlijk ging het minder om nostalgie in de betekenis die wij er nu aan geven dan om melancholie in de medische zin van de term, namelijk een zware depressie. Het fenomeen, dat moest worden beschouwd als een trauma dat iemand opliep nadat hij uit zijn normale leefomgeving was gerukt, betrof volgens Hofer de hersenen en was dus zuiver medisch van aard. Iets minder dan een halve eeuw later ging de Zwitserse arts Johann Jakob Scheuchzer op zoek naar de fysiologische oorzaken van die stoornis bij de Zwitserse huurlingen en beschouwde nostalgie (in de betekenis die Hofer eraan gaf) als “een stoornis die te wijten is aan het verschil in luchtdruk tussen de Zwitserse bergen en de Franse en Italiaanse dalen”.
Volgens sommigen hadden trouwens enkel de Zwitsers last van deze aandoening, zodat ze ook ‘de Zwitserse ziekte’ werd genoemd. “Later werden er ook symptomen die gepaard gaan met nostalgie vastgesteld in andere bevolkingsgroepen, zoals blijkt uit het voorkomen ervan bij napoleontische soldaten en soldaten tijdens de Secessieoorlog. Zo werd het universele karakter van het fenomeen aangetoond”, zegt Hedwige Dehon. Bovendien bleek het onmogelijk om een gemeenschappelijke fysiologische stoornis vast te stellen bij de getroffen personen. Dat bevestigde de overtuiging van Johannes Hofer dat nostalgie een geestesziekte is. Die negatieve visie werd daarna opgepikt door de psychoanalyse, die in nostalgie een vorm van verlatingsangst zag.
Een aangename droefheid
Maar er moet eensgezindheid bestaan over de termen, want wat de Zwitserse huurlingen of de napoleontische soldaten ervoeren en beschreven staat in de documenten uit die tijd, wijst zoals gezegd op melancholie in de moderne betekenis van zware depressie. Waarschijnlijk vielen ook andere soldaten uit die groepen ten prooi aan melancholie in de algemene betekenis van neerslachtigheid, vage droefheid, in combinatie met dromerigheid.
Nostalgie in de moderne betekenis van de term is wat de zanger Léo Ferré omschreef als een ‘aangename droefheid’. Zoals Hedwige Dehon aangeeft, omvat nostalgie een combinatie van positieve en negatieve elementen en, afgaand op de studies over dit onderwerp, heeft nostalgie verschillende functies. “Nostalgie is een complexe, zelfverwijzende en sociale emotie, die zoet is, want ze roept goede momenten op, en tegelijk ook bitter, want die momenten zijn vervlogen, maar er is altijd een voornamelijk positieve ondertoon”, legt de psychologe van de Université de Liège uit.
Volgens de beschikbare wetenschappelijke gegevens lijkt nostalgie universeel te zijn en in alle volwassen levensfasen voor te komen (1). Constantine Sedikides van de universiteit van Southampton denkt dat nostalgie verankerd is in herinneringen aan welbepaalde gebeurtenissen, die ons volgens Hedwige Dehon “terugvoeren naar onze kindertijd, naar relaties met naasten of speciale prettige gebeurtenissen in ons persoonlijke traject”. Iedereen heeft al ervaren dat nostalgie kan worden uitgelokt door externe stimuli, zoals muziek, foto’s, geuren, enz., of door diverse innerlijke toestanden, onder andere eenzaamheid, verveling, droefheid of isolement.
Volgens Alan Baddeley van de universiteit van York in Engeland, en David Pillemer van de universiteit van New Hampshire in de Verenigde Staten, hebben autobiografische herinneringen, die dus persoonlijke gegevens over ons verleden bevatten, een aanpassend vermogen en vervullen ze verschillende functies (2, 3). Ten eerste een zogenaamd directieve functie die voornamelijk onze huidige en toekomstige gedachten en ook ons gedrag stuurt. Ten tweede een functie die zorgt voor de coherentie en de continuïteit van het self, namelijk het beeld dat we hebben van onszelf en onze identiteit. En tot slot een sociale functie, die de communicatie en het aangaan van interpersoonlijke relaties bevordert.
Onlangs hebben Anne Rasmussen en Dorthe Berntsen van de universiteit van Aarhus in Denemarken aangetoond dat directieve herinneringen vooral samenhangen met negatieve gebeurtenissen en emoties, terwijl de functies die te maken hebben met het self of sociale functies veeleer teruggaan op positieve gebeurtenissen en emoties (4). Nostalgische herinneringen zijn dan weer autobiografische herinneringen met van alles wat, zowel negatieve en positieve elementen. Het positieve weegt echter door, in tegenstelling tot wat wordt aangenomen op basis van de achterhaalde visie dat nostalgie samenhangt met melancholie. Het was twintig jaar wachten vooraleer enkele auteurs, in het bijzonder Constantine Sedikides en Tim Wildschut van de universiteit van Southampton, en Clay Routledge van de universiteit van Noord-Dakota, wetenschappelijk onderzoek verrichtten waarin verschillende positieve dimensies werden toegeschreven aan nostalgie (1, 5).
Tal van voordelen
Volgens die onderzoekers is een daarvan, die gericht is op het self, het behoud van de identiteitscoherentie. “Nostalgisch getinte herinneringen, bijvoorbeeld herinneringen die terugvoeren naar activiteiten tijdens onze jeugd, vergroten het zelfrespect en bevorderen een vorm van welwillendheid tegenover het self via wat we hebben meegemaakt of konden verwezenlijken in het verleden”, legt Hedwige Dehon uit. Dat leidt tot een positievere blik op de toekomst en een grotere openheid voor toekomstige ervaringen.
De onderzoekster benadrukt dat nostalgie ook een existentiële functie omvat als ondersteuning van de perceptie en de terbeschikkingstelling van levenservaringen waarvan we waarschijnlijk zullen vinden dat ze zinvol zijn of geweest zijn. Onderzoek brengt ook een sociale functie aan het licht, die zich onder andere vertaalt in een versterking van het gevoel verbonden te zijn met de anderen (1), wat leidt tot divers prosociaal gedrag. Uit recente studies waarin personen die in een nostalgische stemming werden gebracht werden vergeleken met een controlegroep, bleek dat de eerste groep zich hulpvaardiger gedroeg en een grotere fysieke toenadering vertoonde, vrijgeviger was - in dit geval via beloftes om iets te geven aan een liefdadig doel -, en meer geneigd was om leden van een gestigmatiseerde groep, zoals mensen met obesitas of een geestesziekte, met andere ogen te bekijken of hen te ontmoeten.
Hedwige Dehon haalt een artikel uit 2014 aan met als hoofdauteur Elena Stephan van de Bar-Ilan-universiteit in Israël. Dit artikel (6) verscheen in het tijdschrift Emotion en ging over een experiment dat de Belgische psychologe als vermakelijk bestempelt. Ze benadrukte echter dat het experiment tot op heden nog niet werd herhaald, zodat voorzichtigheid in verband met de waarde en de veralgemening van de resultaten geboden is. Bij bepaalde proefpersonen riepen de onderzoekers een positieve autobiografische herinnering op – een bijzonder aangename gebeurtenis die ze hadden meegemaakt – en bij anderen een nostalgische herinnering. Vervolgens vroegen ze de deelnemers om het meubilair in een ruimte te schikken voor een groepssessie waarin een andere medewerker het met hen over herinneringen zou hebben. Uit achteraf uitgevoerde metingen blijkt dat de deelnemers uit de ‘nostalgische’ groep de stoelen dichter bij elkaar hadden gezet dan de deelnemers uit de groep met de positieve autobiografische herinnering. “Daaruit besloten de auteurs dat nostalgie mensen fysiek dichter bij elkaar brengt”, aldus Hedwige Dehon.
Bovendien zou nostalgie volgens bepaalde studies waaraan Constantine Sedikides, de onderzoeker die het actiefst bezig is met nostalgie, heeft meegewerkt, nuttig zijn als middel om optimisme, inspiratie en creativiteit aan te wakkeren.
Opvallender zijn de conclusies van recente studies die erop wijzen dat nostalgie ons fysiologisch welzijn zou beïnvloeden door in te werken op onze subjectieve perceptie van de omgevingstemperatuur. In een van die experimenten (7), uitgevoerd in 2012 door Xinyue Zhou van de universiteit Sun Yat-Sen in Kanton, moesten de deelnemers hun hand onderdompelen in een kuip met ijsblokjes. De deelnemers bij wie er een nostalgisch gevoel was opgewekt, hielden hun hand gemiddeld langer in de ijsblokjes dan de leden van de controlegroep en ze verklaarden minder koude te voelen. “Hetzelfde resultaat werd bereikt in verschillende experimentele situaties, zodat het aannemelijk lijkt dat personen spontaan een hogere temperatuur ervaren en koude beter verdragen als ze een nostalgische herinnering oproepen. Dergelijke herinneringen zouden indirect bijdragen aan de homeostase en dat kan verklaren waarom we ons gemakkelijker nostalgisch voelen als het koud is”, verklaart Hedwige Dehon. Ze gaat verder: “Het zou interessant zijn om de lichaamstemperatuur in dergelijke situaties te meten om een eventueel fysiologisch effect aan het licht te brengen.”
Toenadering-ontwijking
De moderne opvatting van nostalgie past binnen een algemeen motivatiesysteem van toenadering-ontwijking, waarbij toenadering staat voor gedrag waarbij men openstaat voor nieuwe ervaringen en voor de anderen, en ontwijking voor het tegendeel (8). Zoals diverse studies aantonen, regelt nostalgie dit systeem van toenadering-ontwijking door de motivatie voor ontwijking tegen te gaan en de motivatie voor toenadering te versterken. Hedwige Dehon: “Meer specifiek zou motivatie voor ontwijking – zoals bij een bedreiging van het welzijn, bijvoorbeeld door een gevoel van nutteloosheid, verveling of identitaire discontinuïteit, bij een sociale bedreiging, zoals eenzaamheid of uitsluiting, bij een existentiële bedreiging die voortvloeit uit een gevoel van een breuk tussen het heden en het verleden, of bij een fysiologische bedreiging zoals koude – nostalgie uitlokken, met als gevolg dat het gevoel van bedreiging afneemt en de motivatie voor toenadering toeneemt. Die kan onder andere gericht zijn op het vooruitzicht sociale relaties, empathie, optimisme, zelfrespect of ook nog een subjectief warmtegevoel aan te knopen”.
Volgens het onderzoek van Frederick Barrett van de universiteit Johns Hopkins in Baltimore maakt een bepaald persoonlijkheidskenmerk iemand meer geneigd tot nostalgie: neuroticisme, namelijk de neiging om zich voortdurend zorgen te maken en negatieve emoties te ervaren (9). Uit andere studies blijkt dat nostalgie bij mensen met een narcistische persoonlijkheid een positief effect heeft op de versterking van de identiteit, het zelfrespect, het openstaan voor ervaringen in de toekomst en de existentiële coherentie, maar weinig of geen effect heeft op prosociaal gedrag zoals altruïsme, fysieke toenadering, enz. (10).
Uiteindelijk zijn er momenteel vrij weinig wetenschappelijke studies over nostalgie. Bovendien zijn de meeste uitgevoerd op deelnemers die twee specifieke kenmerken vertoonden: ze waren gezond en Engelstalig. En hoewel het onderzoek dat onder andere werd uitgevoerd door het team van Constantine Sedikides lijkt te bevestigen dat de effecten van nostalgie universeel en niet leeftijdsgebonden zijn, is het volgens Hedwige Dehon nodig om na te gaan of de beschikbare resultaten niet cultureel vertekend zijn. Bovendien benadrukt ze dat in slechts weinig onderzoek rekening werd gehouden met de interindividuele variabelen die de effecten van nostalgie kunnen wijzigen, behalve in de paar studies die zich in die context hebben gebogen over de eerder vermelde persoonlijkheidskenmerken: neuroticisme en narcisme. Tot slot blijft het wegens een gebrek aan studies over dit onderwerp gissen naar het nut van nostalgie als potentieel psychotherapeutisch hulpmiddel, vooral in de behandeling van stemmingsstoornissen zoals een depressieve stemming.
Een therapeutisch effect?
In een recente studie die werd aangeboden voor publicatie ging de psychologe van de Université de Liège het effect van nostalgie na bij Franstalige personen met aanleg tot depressie. Ze heeft 4 groepen van ongeveer 40 personen samengesteld op basis van de scores die de deelnemers behaalden op de BDI (Beck Depression Inventory) en van het type herinnering, een nostalgische herinnering of een positieve autobiografische herinnering, die bij hen zou worden opgewekt. De 4 groepen waren: ‘Nostalgische herinnering – lage BDI-score’, ‘Nostalgische herinnering – hoge BDI-score’, ‘Positieve autobiografische herinnering – lage BDI-score’ en ‘Positieve autobiografische herinnering – hoge BDI-score’. De studie bracht aan het licht dat de personen met depressiesymptomen (hoge BDI-score) net als de andere deelnemers vatbaar waren voor de positieve effecten van nostalgie op het self, de perceptie van de toekomst, de zin van het leven en sociale interactie, en dit meer dan in de groep ‘Positieve autobiografische herinnering’. Maar – en dat zal niet verbazen – die positieve effecten waren iets minder sterk dan bij personen zonder depressiesymptomen.
Hedwige Dehon legt uit: “De BDI-score vormt een soort momentopname – het al dan niet aanwezig zijn van depressiesymptomen op een bepaald ogenblik –, maar is niet geschikt om na te gaan in welke mate het opwekken van nostalgie doeltreffend kan zijn bij patiënten met een zware en/of chronische depressie. Zo is het niet mogelijk om het risico uit te sluiten dat die patiënten focussen op de negatieve aspecten van de nostalgische herinneringen en/of de positieve aspecten ervan minder sterk ervaren”.
De onderzoekster denkt eraan om binnenkort een studie uit te voeren die gericht is op patiënten met een bewezen chronische depressie en een andere over het eventuele nut van nostalgie als verbindend element in groepstherapieën. Tot slot bevestigen de tussentijdse resultaten van een van de lopende studies de Angelsaksische studiegegevens en tonen ze aan dat het oproepen van een nostalgisch gevoel het negatieve beeld dat personen hebben over gestigmatiseerde groepen, in dit geval ouderen, positief beïnvloedt.