Door een vandaag gepubliceerd Koninklijk Besluit wil Vandenbroiucke het geweer van schouder veranderen in het dossier van de zorgprogramma's beroertezorg. Er wordt afgestapt van de starre benadering van 'aantallen gespecialiseerde centra bepalen per Gewest'. Zo moet het dossier voor gespecialiseerde beroertecentra (S2) gedeblokkeerd worden.
Het Koninklijk besluit tot wijziging van de geldende regeling over de normen waaraan de zorgprogramma's "beroertezorg" moeten voldoen om erkend te worden en over het maximum aantal gespecialiseerde zorgprogramma's "acute beroertezorg met invasieve procedures" dat dateert van 20 september, verscheen vandaag in Het Staatsblad.
Bij de publicatie wordt een en ander verantwoord. Het besluit moet namelijk de obstakels uit de weg ruimen die momenteel verhinderen dat in België een correcte organisatie van de acute beroertezorg ontstaat, heet het.
"De snelheid waarmee een acute beroertebehandeling wordt toegepast, bepaalt in belangrijk mate de kans op een goed herstel en verkort de hospitalisatieduur en de eventuele revalidatietijd. "Time is brain" vat dit krachtdadig samen."
"Sinds april 2014 bestaan er normen voor de zorgprogramma's "beroertezorg" die een gelaagde organisatie van de zorg in functie van de complexiteit en ernstgraad van de beroerte voorstaat, en in functie daarvan een netwerk tussen die verschillende lagen invoert. Bovendien bevatten deze normen een duidelijk kwaliteitskader. Echter, 8 jaar later zijn er nauwelijks zorgprogramma's "beroertezorg" erkend."
S2-centra
De erkenning van de zogenaamde zorgprogramma's "acute beroertezorg met invasieve procedures" (of S2-centra) blijft uit. Net die is het kristallisatiepunt waarrond de S1 centra zich vanuit netwerkperspectief dienen te organiseren.
"Uit wetenschappelijke literatuur en uit voorbeelden uit het buitenland blijkt duidelijk dat systemen met verwijzing van alle acute beroertepatiënten naar S1 centra in een performant netwerk in samenwerking met gecentraliseerde interventionele S2 centra, meer klinische interventies garanderen die gebaseerd zijn op klinisch-wetenschappelijke evidentie (o.a. intraveneuze trombolyse, trombectomie) en gepaard gaan met een betere uitkomst. Een betere uitkomst werd ook aangetoond in ziekenhuizen die een minimum aantal patiënten behandelen."
"Tijdens de vorige legislatuur werd dan ook besloten om het aantal centra met invasieve procedures te beperken tot maximaal 15 voor het hele grondgebied. Op die manier garandeert men dat de expertise van het gehele beroertezorgteam geconcentreerd wordt met betere uitkomsten als gevolg (koninklijk besluit van 16 december 2018 houdende vaststelling van het maximum aantal gespecialiseerde zorgprogramma's " acute beroertezorg met invasieve procedures")."
In beroep bij Raad van State
De knoop lag voor een deel bij de bepaling van een maximum van 15 centra, verdeeld over de verschillende deelgebieden van het land met het oog op een correcte geografische spreiding van deze centra. "Deze verdeling werd vastgelegd samen met de Gemeenschappen, die bevoegd waren voor de erkenning. Tegen deze laatste specificatie van de programmatie werd door enkele ziekenhuizen echter beroep aangetekend bij de Raad van State. Tot op heden is er nog geen uitspraak ten gronde van de Raad van State en blijft het dossier van de beroertezorg geblokkeerd, en dit ten koste van een kwaliteitsvolle zorgverlening aan de patiënt."
Deblokkering
Het voorliggende besluit wil het geweer van schouder veranderen, aldus de minister. "Er wordt afgestapt van de starre benadering van aantallen bepalen per Gewest. In plaats daarvan wordt de onderliggende redenering om aan die aantallen te komen expliciet in de regelgeving opgenomen. Het beperken van het aantal centra met invasieve procedures wil namelijk twee doelstellingen bereiken:
1. Het concentreren van zeldzame expertise op enkele locaties met het oog op een hoog kwaliteitsniveau van zorg en zodoende betere resultaten;
2. Een correcte geografische spreiding van interventionele beroertezorg organiseren zodat de aanrijtijden beperkt blijven, opnieuw met het oog op betere resultaten aangezien beroertezorg een tijdskritische pathologie is."
Minimaal aantal en minimale afstand
Vandaar nu dat dit besluit dat een zorgprogramma met invasieve procedures minimaal 50 trombectomiën moet verrichten als jaarlijks gemiddelde over drie jaar voor de aanvraag van de erkenning. Dat wat de eerste doelstelling betreft. "Om de mogelijkheid te bieden om vanuit de beoogde correcte geografische spreiding, een nieuw centrum op te starten in gebieden waar er nog geen centrum aanwezig is, is een tijdelijke uitzondering voorzien op dit minimum aantal zolang er nog ruimte is binnen de programmatie van maximaal 15 centra. Drie jaar na de erkenning dient het centrum dat van deze uitzondering geniet aan de voorwaarde inzake activiteitsniveau te voldoen. Ook voor een verlenging van erkenning dient het activiteitsniveau te worden bereikt als jaarlijks gemiddelde over drie jaar."
De tweede doelstelling wordt behaald door een minimaal afstandscriterium te bepalen tussen 2 erkende centra met invasieve procedures. Dit criterium is bepaald op 25 km in vogelvlucht. Een kleinere afstand is niet wenselijk omdat elke toegift op dat vlak de goede geografische spreiding vermindert. Een groter afstandscriterium dreigt dan weer blinde vlekken op de kaart te creëren doordat de inplanting van de ziekenhuizen zelf niet steeds optimaal is.
Uitzondering: het afstandscriterium geldt niet als de betrokken ziekenhuizen behoren tot de bevoegdheid van verschillende erkennende overheden. Deze uitzondering is vooral ingegeven door het argument dat de patiënt niet enkel naar een dichtbij gelegen centrum moet kunnen getransporteerd worden, maar indien gewenst naar een centrum van de eigen taalaanhorigheid.
Bovendien wordt de bevoegdheid van de erkennende overheden ingeperkt als men rekening moet houden met het erkenningsbeleid van de andere overheden. Er wordt daarbij een specifieke bepaling ingeschreven voor dichtbevolkte gebieden waarbinnen de centra dichter bij elkaar kunnen liggen. In een Gewest met meer dan 7.000 inwoners per km2 is de minimale afstand tussen de centra binnen het Gewest 8 km in vogelvlucht ongeacht welke overheid bevoegd is voor de erkenning van de centra.
"Door deze criteria wordt de onderverdeling van de maximaal 15 zorgprogramma's met invasieve procedures over de gewesten, overbodig en dus geschrapt in het koninklijk besluit van 16 december 2018. Wel wordt voorzien dat geen enkele van de erkennende overheden meer dan 8 zorgprogramma's met invasieve procedures mag erkennen. Binnen deze contouren kunnen de overheden bevoegd voor erkenning aan de slag met deze bijkomende criteria om binnen het maximale aantal een correcte geografische spreiding te organiseren. Bovendien speelt het principe van de federale loyauteit en wordt er overlegd en afgestemd over deze materie binnen de interministeriële conferentie volksgezondheid."
Spreiding
Een spreiding van het zorgprogramma over verschillende vestigingsplaatsen van eenzelfde ziekenhuis of een ziekenhuisassociatie mag niet om een dilutie van de expertise te vermijden. Op deze bepaling wordt gedurende een overgangsperiode van 2 jaar vanaf de datum van inwerking treden van het besluit een uitzondering geformuleerd.
Dit om rekening te houden met de bestaande situatie en uiteindelijk een betere geografische spreiding te garanderen. Immers, een aantal centra heeft reeds voldoende expertise en heeft een goed uitgewerkte kwaliteitsvolle samenwerking maar voldoet afzonderlijk niet aan het vereiste activiteitsniveau. Deze centra mogen gedurende een overgangsperiode van 2 jaar in het kader van een ziekenhuisassociatie het gespecialiseerde zorgprogramma uitbaten op twee vestigingsplaatsen met dien verstande dat ze uiterlijk bij afloop van de overgangstermijn zich herorganiseren op één vestigingsplaats. De gespecialiseerde zorgprogramma's moeten op beide vestigingsplaatsen aan alle erkenningsnormen beantwoorden behalve voor het activiteitsniveau, ze worden éénmaal in rekening gebracht bij het maximum aantal gespecialiseerde zorgprogramma's dat mag worden uitgebaat en maken het voorwerp uit van één erkenning.